Onderweg vanuit Nijmegen, waar we bij een crematie zijn geweest, word ik gebeld. Of ik aub foto’s wil maken in een ziekenhuis op een half uur rijden. In de vakantietijd is het krijgen van fotografen moeilijk. Ik zeg dat ik onderweg naar huis ben en thuis mijn fototoestel ga pakken. Een vierde kindje van de ouders. Het eerste kindje is ook al overleden en nu het vierde kindje. Poeh. Ik kleed me thuis om en stap in de auto. Ik parkeer op de parkeerplaats en loop naar de hoofdingang. Ik zie een vrouw in de rolstoel met een man bij de rokersruimte staan en heb het gevoel dat dat de ouders zijn. Ik loop naar de afdeling en moet even wachten op de verpleegkundige. Tien minuten later haalt ze me op en we lopen naar de kamer. De ouders zijn net even naar beneden. Ik had dezelfde mensen al langs zien komen en zeg tegen de verpleegkundige dat ik denk dat ze bij de lift staan. Inderdaad, het zijn de ouders. Ik stel me voor en ze gaan mee naar de kamer. De kamer zit vol. Twee opa’s, twee oma’s, een zus?, een vriendin en terwijl hun overleden zoontje wordt gehaald komt er nog een vriendin binnen. Ook zijn er twee broertjes, een van ongeveer 5 en een van ik denk bijna 2 aanwezig. Het is een drukte van belang. De oudste zoon speelt een spelletje op de telefoon, een racespelletje zo te horen en kijkt in eerste instantie niet op of om. Iemand vraagt aan hem te stoppen met het spelletje en dat doet hij. Zijn opa zegt: Dat is de fotograaf, die foto’s komt maken van jullie en van jullie broertje. Hij: Dat is helemaal geen fotograaf. Nee, hoe ziet een fotograaf er dan uit volgens jou, vraagt een van de opa’s. Niet zo, zij heeft zeker een nepcamera bij zich, zegt hij. Ik vraag of hij in mijn tas wil kijken. Nee, zegt hij. Ik moet lachen om zijn stelligheid.

Hun overleden broertje wordt binnengebracht. De verpleegkundige vraagt aan mij wat de bedoeling is. Ik zeg dat dat niet aan mij is maar aan de ouders. Ik vraag wat de ouders willen en wat mogelijk is. Moeder geeft aan dat de regie bij vader ligt want ze zegt ik heb het al een keer meegemaakt dus ik weet wat het is. Vader zegt dat hij alles goed vindt en dat ik de fotograaf ben dus weet wat mooi is. Ik vraag of ze met elkaar in de stoel willen en kunnen zitten. Ja hoor zegt moeder. Vader geeft aan het kindje niet te willen vasthouden. Duidelijkheid is prettig dus ik ben er blij mee. Moeder neemt haar overleden kindje op schoot en de rest komt er omheen zitten. Ze kijken elkaar aan en over en weer worden kussen uitgedeeld. Het oudste broertje vraagt of hij zijn broertje op schoot mag. Natuurlijk zegt de moeder en hij is apetrots op zijn eigen kunnen. Met liefde kijkt hij naar zijn overleden broertje. Zo knap!

De moeder vraagt of haar moeder ook met de baby op de foto mag. Natuurlijk zeg ik. Oma met haar kleinzoon. Een tweede kleinzoon verloren. Wat heftig. Zij kust hem en de oudste jongen vraagt: Kus jij hem? Ja, zegt oma. Ik vind dat vies zegt hij. Ik niet, zegt oma. Wat gebeurt er veel.

Ik vraag of het kleine mannetje op bed mag worden gelegd zodat al hun handen samen kunnen worden gefotografeerd. Ja hoor, zegt moeder. Het lukt. Hierna vraag ik aan de verpleegkundige of hij nog in een mandje kan worden gelegd met een eigen of andere doek/deken als de ouders dat goed vinden. Ja hoor zegt de vader. Moeder is inmiddels naar beneden. Ik vraag of ik het mandje op de grond mag zetten om hun kindje van bovenaf te kunnen fotograferen. Ja hoor zegt hij. Je mag alles doen om mooie foto’s te maken, je mag hem desnoods tegen het raam houden. Ik begrijp wat hij bedoelt. Het is bijzonder om te ervaren hoeveel ruimte hij geeft en hoeveel vertrouwen hij heeft. Dat je in je verdriet een soort van groeit of dat het verdriet hem niet dicht doet slaan maar juist open maakt. Hij vertelt dat bij het eerste kindje de zwangerschap bewust is afgebroken omdat bleek dat het kindje een ernstige hartafwijking had. Het is de tweede keer dat zij een kindje verliest. En voor hem dus een eerste keer. Ik wens hem sterkte. Hij bedankt me. Ik geef alle anderen aanwezigen ook een hand, bedank hen en wens hen sterkte. Op de gang loop ik tegen de moeder aan. Ik bedank haar ook en zij mij. Ze zegt: Het is mooi werk dat jullie doen, bedankt.

Een kindje van ongeveer 2,5. Een meisje met een enorm agressieve vorm van nierkanker. In maart ontdekt en nu hebben de ouders besloten dat ze voldoende heeft gevochten. Het heeft niet geholpen. De beademing gaat eraf.
Ik ben wat vroeger en moet even wachten want er zijn betrokkenen die afscheid willen nemen. De verpleegkundige vertelt het verhaal over het korte leven van dit meisje. Het is fijn als ze, de verpleegkundigen, naast de drukte even komen zitten met aandacht en vertellen wat ik tegen ga komen.

Als ik de kamer opkom zie ik verdriet, geregel en drukte. De kamer is bomvol omdat er twee bedden staan naast elkaar. Een met het zieke meisje en een voor de ouders. Moeilijk bewegen in deze krappe ruimte. De ouders zijn druk in de weer
want van de handen en voeten van het zieke meisje worden gipsafdrukken gemaakt. Ook van de ouders en van haar zusje van 8 maanden. Die is vrolijk aanwezig. Als de gipsafdrukken zijn gemaakt vraag ik of voor de foto ook de vier handen bij elkaar kunnen worden gelegd. De beweeglijke dame van 8 maanden doet goed mee. Het zieke meisje heeft af en toe nog haar ogen, starend, open. Ik probeer dit vast te leggen. Dan komt de behandelend arts. Ze omhelst beide ouders en vader barst in snikken uit. De arts loopt na deze begroeting naar het zieke meisje en fluistert allerlei dingen in haar oor. Ik luister niet mee en kijk naar het tafereel. De laatste zin vang ik op omdat ik weer iets dichterbij kom. Het is goed zo, je hebt enorm hard gevochten, dit kon je niet winnen, jij en je ouders hebben dit fantastisch gedaan.

Tijd om de beademing eraf te halen. Dat is altijd zo’n heftig moment. Moeder gaat dichtbij haar dochter zitten op het bed. Vader staat ernaast. De andere dochter is ergens in het ziekenhuis bij opa en oma. De handelingen die moeten worden gedaan vergen altijd wat tijd. Monitor op stil. Moeder krijgt haar dochter in haar armen. Eindelijk weer. Dichtbij. Ze kust, ze aait, ze kijkt, ze huilt, ze geniet, ze ligt dicht tegen haar dochter aan en de vader tegen zijn vrouw. De arts en alle andere aanwezigen zijn stil, tranen in onze ogen. Opeens kijkt de moeder op: Hebben we alles gedaan? vraagt zij aan de arts. Slik. Ja, zegt de arts, jullie hebben alles gedaan, deze strijd konden jullie en kon zij niet winnen. Jullie hebben echt alles gedaan en dat jullie ook dit voor haar doen getuigt daarvan. Dat vind ik ook. Het is altijd weer zo’n moedig besluit om je kind los te laten. Alles in je lijf wil dit niet. Toch gun je je kind rust omdat je ziet dat het zo hard werkt en dat de behandeling niet aanslaat, je kind alleen maar zieker wordt of dat het op is. Poeh, zo heftig. Ik zie ook de kralenketting liggen van dit meisje. Zoveel kralen. Zoveel (be)handelingen heeft zij moeten ondergaan. Zoveel moeten doorstaan. Echt heel heftig, in haar zo jonge leven. Ik sta op een olifantenkruk en probeer de momenten die er zijn voor de ouders vast te leggen. Ik loop om de bedden heen om te kijken waar ik ze goed kan vastleggen. We gaan even met z’n allen uit de kamer om de ouders in alle rust dit laatste moment met hun dochter te laten beleven. Als we na een tijdje terug gaan is het meisje overleden. Ik vraag voor de foto of vader haar nog even vast wil houden. Dat wil hij. Een starende blik. Het lijkt wel moeheid, hij is ook op van het harde werken en vechten. Wat een klus. Hierna moet er snel worden gehandeld. Ze willen dat hun meisje wordt bekeken, ze gaat voor obductie. Jammer voor de foto’s die ik niet kan maken. Juist in deze (rustige) momenten zijn er goede beelden te maken. Rust is er niet. Even heb ik daar last van omdat ik graag meer wil nalaten voor deze ouders. Die tijd is er niet en wat zij nu gaan doen is voor hen heel belangrijk. En daar gaat het om. Een groot verlies, een moedig besluit, een dappere familie.

Make a Memory

Het is fijn om mensen in hun eigen huis te mogen bezoeken en hen samen met hun overleden kindje daar te mogen fotograferen. In de eigen omgeving, rust, een wiegje.
En ook confronterend. Confronterend omdat alles klaar staat om te ontvangen en de ouders noodgedwongen afscheid moeten nemen, eigenlijk met min of meer lege handen staan.
Een ‘koud’ wiegje met een koud lijfje in plaats van een warm wiegje met een warm lijfje.

Als ik daar aan kom doet de kraamverzorgster open. Ik loop de kamer binnen waar de ouders aan tafel zitten. Ik geef beide ouders een hand en een 1-jarige broer aai ik over zijn bol. Lief manneke. We zitten even stil en opeens begint de vader te praten. Hij legt uit wat er is gebeurd. Het jongetje was/leek, ogenschijnlijk, gezond geboren. Ze namen hem vanuit het ziekenhuis mee naar huis. Toen ze thuiskwamen en de baby gal ging spugen vertrouwde de kraamverzorgster het niet en heeft zij de ouders naar het ziekenhuis gestuurd. Daar aangekomen moesten ze direct door naar het WKZ (Wilhelmina Kinder Ziekenhuis). Na een operatie bleek dat de darmen al voor een groot deel waren afgestorven. Er bleek niets meer aan te doen. Hoe? Weten ze niet. Hij geeft aan dat ze enorm zijn overvallen door de snelheid waarmee het is gegaan.
Hun andere kleine mannetje praat door ons heen.

Na een tijdje gaan ze naar boven met de kraamverzorgster. Zij komt weer terug als de ouders zich even willen klaarmaken. Ze vraagt aan mij of ik dit al eerder heb meegemaakt/gedaan. Ja, zeg ik. Ik heb dit nog nooit meegemaakt zegt ze. Ik vind het heftig. Ja, zeg ik. Wat een groot verlies. Ik vraag of er ondersteuning is binnen haar organisatie. Ja, zegt ze. Zij is degene die de ouders naar het ziekenhuis heeft gestuurd omdat ze het niet vertrouwde. Ze vraagt zichzelf af of ze dat wel snel genoeg heeft gedaan? Ik denk dat ze juist heeft gehandeld, wat een moeilijke vraag.

Ik kan naar boven. Moeder heeft hun overleden zoon uit zijn wiegje gehaald en houdt hem vast. Ze geniet van hem. Zo mooi. De liefde straalt van haar gezicht af. Ik vraag of ze eerst met z’n vieren op de foto willen nu de energie van de oudste nog goed is. Dat lukt. Vier handen bij elkaar. De oudste zoon kijkt de hele tijd naar zijn kleine broer. Wil hem aanraken, aaien. Opeens geeft hij spontaan een kus aan zijn broertje. Prachtig. Bij de moeder stromen de ogen vol met tranen van bewondering, liefde, van geluk. De spontane actie van hun oudste zoon verrast haar volledig, mij ook. Ik was gelukkig op tijd voor een foto. Direct daarna heeft de grote broer oog voor zijn moeder, hij merkt haar tranen en emoties op en geeft haar ook een kus. Lief. Ook als het overleden mannetje op bed ligt krijgt hij nog een dikke kus van zijn grote broer. Daarna is het op en neemt de kraamverzorgster de oudste mee naar beneden. Hij heeft het geweldig gedaan. Ik maak foto’s van hun 3-en, zijn ouders die hem kussen, vasthouden en aaien. Ook fotografeer ik hem in zijn wiegje en met een hele mooie geboortekrans van oma waarop zijn naam en geboortedatum staan geborduurd.
Ik hoop dat het helpend is dat er een kindje rondloopt. Een kindje dat je verrast, laat lachen en waar je je liefde aan kunt tonen. Dit alles naast het verdriet van het verlies. Wat een bijzondere ochtend.

Fotograferen voor een website van iemand die voor zichzelf gaat werken. Leuk!
De plek: een hospice in Brabant. Nieuwe plek. Wat zal ik tegenkomen?

Twee heren hebben toestemming gegeven om op de foto te gaan. Een van de heren zit ’s ochtends om een uur of tien al aan het bier. Mooi dat dat kan en is toegestaan. Dat trekt mijn opdrachtgever zo aan.
De eigenheid die ruimte krijgt, die er mag zijn.

De twee heren zitten naast elkaar, buiten. Het is prachtig weer. Ik neem eerst een van de heren mee naar zijn kamer. Hij heeft een t-shirt van Feyenoord liggen. Ik vraag of hij het wil aantrekken. Ja, dat wil hij. Hij gaat trots op zijn bed zitten. Af en toe in de lens kijkend en af en toe naar buiten kijkend. Hij heeft mooie pretogen. Af en toe vraag ik wat, om daarna weer de stilte te laten vallen.
Hij vindt het allemaal prima.

Daarna vraag ik de andere man of hij mee wil gaan naar zijn kamer, hij heeft namelijk een parkiet op zijn kamer. Geweldig. Hij twijfelt. Nou, zegt de ander, gewoon gaan, ze bijt niet. Vooruit dan maar. Ik vraag hem of hij op zijn bed wil zitten. Dat doet hij. Hij kijkt naar de parkiet. Ik vraag wat over de vogel. Hij gaat met zijn hand naar de kooi en begint te praten tegen de parkiet. Snel wat foto’s. Wat een prachtig gezicht. Daarna komt een zorgverlener bij hem en gaat naast hem op bed zitten. Het contact tussen hen leg ik ook vast. Bijzonder. Hij lacht, hij praat en is blij met het gesprek ook al is het onderwerp niet echt voor mijn oren bestemd. Vind ik. Zij hebben geen ‘last’ van mijn aanwezigheid.

Ik loop weg. Ik vraag aan een zorgverlener of hij even naast de andere man wil gaan zitten. Dit doet hij. Ze praten wat, maar het is nog iets te ver weg. Ik vraag of ze handje willen drukken. Dat doen ze, er ontstaat nog meer contact, een glimlach, ze zijn allebei fanatiek en komen dichtbij elkaar, dat is het!

Als ik nog even terugga naar de kamer van de man met de parkiet is de kamer op een man na leeg. Ik vraag hem wie hij is. Het blijkt de broer van de man met de parkiet. Wauw. Ik vraag of hij dichtbij zijn broer kan komen, bijvoorbeeld door een kus? Nee, geeft hij aan, zo gaan wij niet met elkaar om. Ik geef aan dat contact op een heleboel manieren kan en dat het mij om nabijheid gaat. Dat kan wel zegt hij lachend.

Even later zitten de broers, buiten op het terras, naast elkaar. Het is serieus en met een lach. Een mooi gesprek waarin veel contact ontstaat. Mogen wij de foto’s ook hebben, vraagt de broer. Zeker, geef ik aan. Fijn, zegt hij, dan heb ik die in ieder geval. Hij rolt een sigaret voor zijn zieke broer. Ze hebben lol samen. Een kus is hiervoor niet nodig. Ze zijn heel dichtbij elkaar.

Make a Memory

Ook deze keer is het heerlijk weer en ik stap op de fiets.
Telefonisch krijg ik door:
Een kleine dame van een half jaar.
Ze gaan de beademing eraf halen.
Of ik foto’s wil maken.
Ja, natuurlijk.

De verpleegkundige neemt even de tijd om toe te lichten wat de situatie is.
Een meisje van een half jaar met dwerggroei.
Ze is blauw uit de auto gehaald nadat ze in slaap was gevallen terwijl de moeder dacht dat ze lekker sliep.
Paniek, ambulance, ziekenhuis.
Het schijnt dat de luchtpijp weg kan zakken, naar achteren toe, ik weet niet het hele en juiste verhaal meer.
Wat afschuwelijk.

Ik kom de kamer binnen en zie een prachtig meisje liggen.
Mooie jurk, lief speldje in haar haren, ze ligt aan de beademing.
De ouders zijn open en duidelijk. Ook zoekende.

Ik maak wat foto’s van haar alleen en van haar en haar ouders.
Ik maak ook wat macro foto’s.
De nageltjes van haar tenen zijn gelakt, zo mooi ziet het eruit.
Haar handjes en voetjes zijn wat gedrongen vanwege de dwerggroei.
Ik houd van plooitjes en kuiltjes in handen en voeten van baby’s, kleine kinderen.

Ik mag erbij zijn als ze van de beademing wordt gehaald (een moedig besluit). Als het niet te belastend is voor mij? (Vraagt de moeder.)
Nee. Hoop ik. Denk ik. Je weet maar nooit.
Ik maak foto’s en krijg tranen in mijn ogen als de ouders samen met het kindje een hart vormen.
Wauw!

Haar lippen en gezichtje worden snel blauw.
Ik raak in verwarring.
Ze krijgt namelijk een rust over zich heen en oogt veel natuurlijker dan toen ze aan de beademing lag.
Sereen oogt het.
De ouders bewonderen haar en zijn naar mij toe open en vragen van alles, wil je een foto maken van dit en wil je een foto maken van dat?
Fijn. Graag. Ik sta op het bed (twee bedden die tegen elkaar aan zijn geschoven), zij liggen op bed en in het midden hun dochter.

Dankbaar werk is het.
Dankbaar omdat ik iets nalaat voor de ouders.

Een oproep van Make a Memory

Een baby van 42 weken, vlak na de geboorte overleden.
Ik kijk in het systeem waar ik moet zijn.
Het is heerlijk weer en ik fiets naar het WKZ (Wilhelmina KinderZiekenhuis).

Daar aangekomen heb ik net ‘pech’ dat de begrafenisondernemer er is. Ik moet
even wachten. Prima. Ik neem plaats in een kleine wachtruimte en zweet even uit.

Na een half uur komt de verpleegkundige vragen of ik ermee akkoord ga dat ze de
baby NU meeneemt naar de röntgen. Ze geeft aan dat ik ook bij de familie thuis kan
fotograferen. Ze wonen in de buurt van Utrecht. Ik zeg dat ik wel in de wachtkamer wacht.Praktisch gezien kost me dat meer tijd omdat ik dan daar naartoe moet fietsen en weer terug. Nu ben ik hier toch al.
Eigenlijk is ‘niets’ meer belangrijk als ik denk aan het verlies van deze ouders. Ik bedoel, een half uur langer wachten valt in het niet bij hun verdriet. Ik blader wat door de tijdschriften die er liggen.

Weer een half uur later haalt de verpleegkundige mij op en loop ik mee naar de kamer.
Twee vrouwen met een hoofddoek komen net uit de kamer en zeggen gedag. De begrafenisondernemer is klaar zegt de verpleegkundige.

Ik kom de kamer in en condoleer de ouders. Een Nederlandse vrouw en een Marokkaanse man.
Bijzonder dat ze ruimte hebben hiervoor. Ik kom meestal alleen bij ’Nederlandse’ echtparen.
Ik vraag of ze misschien iets hebben bedacht (sommige ouders kijken op de website van Make
a Memory en doen daar ideeën op).
Ze hebben geen idee geven ze aan.
Ook logisch aangezien er zoveel op je afkomt.
De man zegt: Mijn vrouw wil dit graag.
Ik vraag of ze met z’n 3-en op de foto willen?
Nee, toch alleen de baby? roepen ze allebei.
Oké zeg ik.

Ik fotografeer het mooie mannetje en dan ontstaat er iets. Ruimte. Ruimte voor ideeën, ruimte om
toch op de foto te gaan. Ze kussen hun mooie mannetje. Zij wil hem opeens toch graag vasthouden.
Nu kan het nog zegt ze en ze huilt. Hij komt erbij staan en samen kijken ze naar hun lieve mannetje.
Ik vraag of er iets is dat ze herkennen van henzelf of vanuit de familie. Ja, zeggen ze, hij heeft precies dezelfde neus als zijn grote broer. Met de macrolens maak ik een foto van zijn lieve dopneusje.

Blij loop ik naar buiten. De ruimte die zij toelieten werd groter en groter. Ik vind dat waardevol. Zij hebben straks een blijvende herinnering aan hun zoon en kunnen terugkijken naar hoe ze hem in en met liefde hebben laten gaan.

Laatst ben ik voor het eerst in mijn leven een fotorolletje verloren. Een fotorolletje met foto’s van een meneer uit het hospice. Ben wel drie keer de route heen en weer gefietst. Niet meer kunnen vinden. Buikpijn en een vervelend, schuldig gevoel. Uit mijn tas gerold?!? Geen idee. Wist ik maar waar, wanneer en hoe! Direct een melding gemaakt op verloren voorwerpen van de gemeente Utrecht en gekeken op gevonden voorwerpen. Wat daar allemaal staat aangegeven als verloren: sleutels, kinderpoppenkastpop, i-phones, rugzakken, huwelijksboekje van de gemeente Amsterdam, een nintendo spelcomputer, etc etc. Helaas geen fotorolletje. Het stelde me gerust dat iemand, zodra het zou worden gevonden, vast het rolletje zou openmaken waardoor er licht bij zou komen en de foto’s weg zouden zijn. En gelukkig is wat ik maak respectvol.
Ik was al twee keer bij deze meneer geweest. De eerste keer had ik teveel afstand. Mijn eigen proces? De tweede keer was prachtig, erop en dichtbij, alleen geen rolletje meer, nu moest ik zeggen dat ik het rolletje had verloren. Met bibberende benen ging ik naar hem terug. Ik zei dat ik voor het eerst in mijn leven een rolletje had verloren. Dat het me speet. Pffff. Of ik……
Hij: Je wil een nieuwe foto maken? Ga je gang, is goed mevrouw. Is goed.
Ik was echt heel blij. Zo ziek als hij was, gaf hij mij ruimte om weer foto’s te mogen maken. Echt zo prachtig. Zo kippenvelmakend blij was ik. Zo’n mooie meneer. Misschien ook een fijne afleiding? Ik hoop het.

Een keer eerder heb ik een vrouw in het hospice drie keer op portret gezet. Ik denk dat het wel vier jaar geleden is, misschien zelfs langer.
De eerste keer was ze net in het hospice. Ze zat rechtop in bed, strenge bril op, strenge blik, handen op elkaar en ze keek naar buiten. Ze had net haar man begraven en lag nu zelf in het hospice. Opeens bleek ook zij ongeneeslijk ziek. Doorgegaan met (over)leven om haar man te helpen, bij te staan? Eigen pijn en gevoel genegeerd?
De tweede keer was beter, ze was er al wat langer en was letterlijk meer gezonken in haar bed en in haar kussens. Ze was zachter, alerter, had meer interesse, ze was ER. Dit rolletje bleek, toen ik het terug kreeg, met een hele vreemde zweem gescand. Blauwig. Ik moest en wilde graag terug. Een derde keer, en ook deze mevrouw had ruimte, ze was echt prachtig. Ze lag op haar zij met wat leek een volledige acceptatie, het was te voelen, te zien in haar houding, te zien op de foto, in haar ogen te herkennen. RUST. Om er te zijn? Om te sterven? ACCEPTATIE. Van de situatie? Van het naderende einde? Bewondering voelde ik. Het had tijd nodig gehad en was meer dan de moeite waard.

Vorige week was ik in het hospice. Ik kreeg van de verpleegkundige een kamernummer door. Ik kon het daar wel proberen. Een mevrouw, een prachtige mevrouw. Ik stelde me voor en vroeg of ik een portret mocht maken van haar.
Van mij?
Waarom zou ik dat willen en waarom zou jij dat willen?

Kritisch. Bijzonder! Ik ben heel even van slag door deze directheid. Heel fijn.
Ik leg uit dat ik dat graag doe voor haar, voor de nabestaanden, voor mijn portfolio. Dat ik de momenten waardeer, dat ik met een ouderwetse rolfilm camera fotografeer, dat de mensen die hier liggen dat verdienen, dat ik de tijd neem, rust heb en respectvolle foto’s wil maken. Dat als je aan het einde van het leven bent dit niet wil zeggen dat er geen foto’s meer kunnen worden gemaakt die de eigenheid en de schoonheid van de persoon vastleggen.

Nou, zegt ze, zit ik helemaal niet op te wachten.
Ik zei dat ik me dat kon voorstellen. Dat het ook niet hoefde, dat ze ja of nee kan zeggen.

Ze zegt. Ik heb zoveel foto’s. Ik vind het veel te intiem. Mijn kinderen maken wel foto’s. Kijk maar, en ze laat me foto’s zien op haar telefoon, van haar en haar dochter, van haar en haar kleinkind. Ik heb voldoende foto’s. Ik zit niet te wachten op nog meer (en zeker niet door een vreemde denk ik er achteraan).

Ze is prachtig opgemaakt, heeft mooi haar en ziet er charmant uit met haar hangoorbellen.
Volgende keer beter. Ik word altijd zo blij als iemand wel die ruimte heeft en kan me ook goed voorstellen als die er niet is.
Soms lukt het op een later tijdstip.
Hier hoef ik niet meer langs te gaan.

by nynke

Een man, vaak helemaal alleen in het hospice, prachtige man. Ik vraag hem of ik nog een analoog portret van hem mag maken. Dichterbij deze keer.
Ja, dat mag mevrouw.
Ik vraag hem of hij op zijn zij kan liggen, zijn gezicht naar het licht toe. Met wat moeite draait hij zich naar het raam. Mooie handen. Ik vraag of hij ze dichtbij zijn gezicht kan leggen. Dat lukt. Hij kijkt naar buiten. In eigen gedachten. Af en toe in de lens kijkend.

Na de foto’s blijf ik nog even bij hem. Hij vertelt allerlei dingen. Hij is verdrietig dat de kanker hem zo te pakken heeft gekregen.
God heeft mij geen seintje gegeven, zegt hij.
Ik vraag wel eens of ik nog genezen kan.
Daar geeft Hij geen antwoord op.
Ik lig hier, ik heb veel pijn.
Ik leef van moment tot moment, ik krijg morfine, morfine, paracetamol, morfine.
Veel pijn. Als ik pijn heb kan ik niet zo praten zoals nu.
Ik krijg ook een kruuk.
Kruuk?
Ja, zo’n ding dat warm kan worden gemaakt.
Een kruik? vraag ik.
Ja, een kruuk.
Kijk, zegt hij, en hij knoopt zijn pyjamahemd los.
Allemaal ribben.
Hard.
Allemaal kanker.
Opeens slaat het verdriet weer toe.
Mijn jongetje, ik moet mijn jongetje in de steek laten zegt hij, mijn zoon.
Ik vraag hoe oud zijn zoon is.
Hij is 40. Hij is groot maar blijft toch mijn jongetje. Er stroomt een traan uit zijn linkeroog en een uit zijn rechteroog.

Vorige week
Een oproep van Make a Memory.
Of ik met spoed naar het ziekenhuis wil komen want een lieve kleine baby komt elk moment te overlijden.

Ik kom de kamer binnen. Moeder heeft de baby vast. Verdriet. Waarom hebben ze ons het niet eerder gezegd? Waarom? Waarom?

Afschuwelijk. De onmacht. Het je moeten schikken naar het lot. Onbegrip omdat er een
20 weken echo is uitgevoerd. Daar kwam niets uit. Het schijnt een aandoening te zijn van de hersenen die niet op een 20 weken echo te zien is. Een heel mooi grietje. Twee lieve zussen erbij die heel moedig ook op de foto gaan met hun zusje.
Wat denken zij?
Wat weten zij over de dood?
Weg zijn. Er niet meer zijn. Nooit meer terugkomen? Een ster worden? Een vlinder?

De meiden doen het prachtig in (de) liefde naar/voor hun kleine zus. Wat zullen ze uitgekeken hebben naar hun kleine zusje. En dan opeens,weg vliegt ze. Binnen 12 uur is de situatie dusdanig veranderd dat ze gedwongen zijn afscheid te nemen. Opa’s en oma’s troosten hun (schoon)dochter en (schoon)zoon.

Als vader de kleine dame op zijn schoot krijgt, breekt ook hij.
Wat ben ik blij dat ik je heb mogen kennen.
Wat ben je mooi.
Ik wil geen afscheid van je nemen.

In liefde en verdriet, met onmacht en met kracht.
Heftig.
Ik slik een paar keer.