Ik krijg een vraag of ik naar het ziekenhuis wil gaan om een klein mannetje te fotograferen dat tijdens de bevalling zuurstoftekort heeft opgelopen. De ouders hebben besloten (in samenspraak met de artsen) hem van de beademing af te halen omdat hij teveel schade heeft. Afschuwelijk. Alles klaar om te ontvangen en met lege handen naar huis. Eigenlijk moet het verboden worden.

Ik kan.

Ik rijd naar de stad en kom in de file. Ik bel naar de afdeling om te zeggen dat ik onderweg ben, maar waarschijnlijk wat vertraging ga oplopen door drukte op de weg. De verpleegkundige zal het doorgeven. Ik parkeer de auto nog redelijk op tijd in de parkeergarage en loop naar de lift. Ik moet naar de achtste verdieping en kom, als ik uitstap, direct bij neonatologie. Ik vraag waar ik moet zijn en word direct naar het echtpaar gebracht. Ze hebben een hele grote ruimte voor zichzelf en zijn daar met z’n drieën en een verpleegkundige. Ik stel me voor en maak direct mijn camera klaar. Het jongetje ligt op de borst bij papa en oogt heel rustig en vredig. Een prachtig mannetje. Ze zien er samen mooi uit. Hun andere zoon wordt opgehaald door de verpleegkundige. Ik probeer beide ouders met hun jongste zoon op de foto te zetten. Aangezien moeder net is bevallen geeft de verpleegkundige aan dat ze niet langer mag staan. Moeder probeert de oudste zoon dichtbij de jongste en haar man te krijgen, hij wil weg, spelen en rondlopen. Ik vraag of moeder ook met hun zoontje wil gaan liggen, net zoals hij bij vader lag. Ja. Vader geeft aan dat hij dan wel hun oudste zoon erbij kan halen om in ieder geval een foto met z’n vieren te hebben. Het kleine blote mannetje wordt op de buik van de moeder gelegd. Ze vraagt of ze haar jurk moet uitdoen. Ik geef aan dat dat wel mooi is, maar dat niets moet. Ze doet haar jurk uit. Dat is prachtig, huid op huid. Zo natuurlijk en dichtbij, intiem en warm. Hij ligt heerlijk. Vader pakt hun andere zoon op en geeft aan dat hij vast ook graag bij mama wil liggen. Ze zijn met z’n vieren heel dichtbij elkaar. De oudste zoon heeft een knuffel in zijn hand, een speen in en gaat er ontspannen bij liggen. Af en toe kijkt hij in de camera als hij deze hoort klikken. Alsof ik er niet ben maak ik foto’s van deze intimiteit. Ik sta op een kruk achter het bed om het tafereel van bovenaf vast te leggen. Moeder zegt met een verdrietige stem dat ze dit thuis moeten doen. Vader is er klaar mee en geeft aan dat het bijna voldoende is. En terecht. Staat er een fotograaf op je lippen terwijl je afscheid moet nemen van je zoon. Niest liever dan rust en stilte om dit samen te kunnen doen. Met aandacht. Ik maak nog wat macro foto’s van zijn prachtige wimpers, zijn lieve dopneus en zijn vingertjes en teentjes. Moeder heeft haar jurk weer aan en ligt naast het kleine mannetje naar hem te kijken. Ik vraag of vader er nog even naast wil liggen en dat wil hij. De bescherming van zijn ouders, één links en één rechts, en dan dat kleine kwetsbare leven in het midden, het komt bij elkaar in de foto. Het lijkt op een groot hart. Ik ben blij dat ik nog net van de ruimte gebruik heb kunnen maken om deze foto voor hen achter te laten. De grote liefde van twee grote mensen voor hun kleine mannetje. Het was weer bijzonder.

Zaterdag 8.30 uur
De dag van het afscheid van je man. Ik ben wat vroeger en blijf in de auto zitten. Op een gegeven moment wordt er op mijn ruit getikt. De overbuurvrouw. Zij heeft me zien zitten en komt me ophalen, aardig. Ze doet voor ons het hek open. Ik loop direct door om de overige bloemstukken te fotograferen. De deksel zit op de kist. De buurvrouw vertelt me dat je dat vanmorgen hebt gedaan. In je eentje, toen het rustig was. Heel goed. Je houdt het zo dichtbij jezelf. Net zoals ik je de dagen daarvoor heb leren kennen weet je precies wat je wilt en doe je dat ook. Ik krijg een kopje thee en drink het rustig op. Een goede vriendin van je komt en ziet op tegen de dag. Na een tijdje loop jij de keuken in en je ziet er prachtig uit. Ik zeg dat tegen je. Je loopt door naar je man en wil met twee vriendinnen de kist dichtdraaien met de schroeven die je hebt gekregen. En de schroevendraaier die er ook bij zit. Kan ik iets kapot draaien vraag je? Je draait de eerste erin. Zit het stevig genoeg? Je doet alle zes de schroeven zelf erin en praat intussen met je twee vriendinnen. Herinneringen aan een bepaalde situatie met een schroefboor. Het zit stevig, je controleert het even door aan de deksel te trekken. Je aait de kist en daarmee je man. Je kust de kist en daarmee je man. Het wordt drukker in de gang. De intimi verzamelen zich bij jullie huis en de rest verzamelt zich in de kerk. De intimi lopen mee in de stoet aangevoerd door jou met op een loopkoets je man. Jij gaat deze duwen omdat je graag fysiek wil bijdragen aan het afscheid van je man. De vlag bij jullie huis hangt halfstok.

Vrienden van jullie die de kist gaan dragen komen bij elkaar bij de kist. Er wordt gepraat en bewonderend gekeken naar de kist. Je geeft aan dat de bloemen moeten worden opgehaald. Na 10 minuten zijn ze er. De bloemen worden naar de auto gedragen en naar de kerk gebracht. In de kerk draait een fotoreportage met foto’s van je man. Dit is voor de wachtenden. De dragers maken zich klaar, krijgen instructies en schouderen je man naar de loopkoets. Jij loopt statig achter je man en de mannen aan. Alles staat klaar op de straat voor jullie huis. Vooraan iemand van de uitvaartverzorging. Dan de loopkoets met je man, zijn vrienden, de dragers er omheen, jij klaar om te duwen en de rest van de mensen achter jou. De zon komt nu echt goed door. Je bent klaar voor jouw klus, je geeft je jas aan een vriendin, de hele straat is afgezet. De klokken van de kerk gaan luiden, op dat teken begin jij met duwen. Ik zie dat je dit met verve doet. Het is precies zoals je je dit hebt voorgesteld. In de hele straat tot aan de kerk ligt het verkeer stil. Het is een prachtig gezicht, de stoet, met jullie als middelpunt. De zon die begint te schijnen. Bij de kerk moeten jullie even wachten. Op het teken van de uitvaartverzorgers wordt de kist weer op de schouders van de mannen gehesen. Ze lopen statig naar de kerk. In het halletje van de kerk komt de kist op een rijdend onderstel te staan. Je verruilt je sneakers in mooie zwarte hakken. Als de klokkenluider ophoudt met het luiden van de klokken loop jij met de kist de kerk binnen en alle aanwezigen gaan staan. Het is een mooi eerbetoon aan jullie allebei. Er draait fijne muziek. Totdat het nummer is afgelopen blijft iedereen staan en daarna gaat iedereen zitten. Het is een prachtige sfeervolle kerk en praktisch alle stoelen zijn bezet. Jij zit in je eentje aan de kant van de kist. De plek waar vandaan de mensen spreken bevindt zich aan de andere kant van de kist. Dat is bijzonder. Jij en je man hebben echt een eigen plek. Als ze naar jou kijken kijken ze ook in de richting van de kist. Soort van bescherming, samenzijn, bij elkaar zijn. Er wordt veel gesproken en gezegd. Je bedankt de mensen met je hart en een glimlach. Jij spreekt ook! Je spreekt duidelijk en liefdevol. Mooie muziek wordt er gedraaid met emoties en herinneringen. Als de klokken gaan luiden duw jij je man weer naar het halletje van de kerk. Daar wordt gewacht totdat de klokken zwijgen en de kist wordt geschouderd naar de begraafplaats. De kist wordt neergezet op de plek waar je man zal worden begraven. Er wordt nog gesproken door een man (vriend) en door jou. Hierna mogen alle aanwezigen langs de kist lopen. Jij verschuilt je. Als de intimi dag zeggen sta je weer bij de kist en je omarmt de familie, de nabije vrienden. Bijzonder is het. Warm, dichtbij, eigen. Vele van hen pakken een hand vol met zand en gooien dit op de kist. Hierna blijf jij alleen. Je neemt je tijd, bent dichtbij je man, je bent er. Als er een druppel regen valt glimlach je en kijk je naar boven. Het lijkt wel alsof het zo moet zijn. Tijdens het lopen met de loopkoets scheen de zon, terwijl het in de ochtend goot, ook tijdens de dienst was het mooi weer, de zon scheen zo nu en dan door de ramen van de kerk, als je man wordt geschouderd naar de begraafplaats zijn de luchten fantastisch. Zodra jij weggaat bij het graf komen er druppels, een paar. Ik geniet ervan, het klopt. Ik maak foto’s terwijl jij wegloopt van de begraafplaats, en ik maak nog wat foto’s van de kist. Ik voel verdriet omdat het zo mooi, rond en liefdevol was.

Even later zie ik je staan bij het cafe en zeg je gedag. Ik zeg: Ik ga. Je vindt het prima. Fijn. Etende en drinkende mensen zijn niet charmant om op de foto te zetten. Ik zeg: Je hebt het prachtig gedaan. Je zegt: Je bent een mooi mens. Ik zeg: Jij ook, met tranen in mijn ogen. Ik trek mijn schoenen uit en loop op mijn sokken naar de auto. Klaar.

Soms denk ik het kan niet mooier dan dit en toch is het elke keer weer zo mooi. Dankbaar ben ik. Om zoveel schoonheid, echtheid, intimiteit, jouw liefde voor je man en het liefdevolle afscheid dat je hebt verzorgd. De duidelijkheid die je had om te zorgen dat het zo zou worden zoals jij graag zou willen. Zo zou het altijd moeten zijn, zo hoort het. Dan voel je de ruimte om er echt (bij) te zijn.

Dank je wel voor je vertrouwen. Bijna geen woorden nodig om met elkaar samen te werken. Bijzonder.

Vrijdag 13.00 uur.
Ik ben wat te vroeg en loop door naar de tuin. Een blatend schaap, een ooievaar, een reiger, eenden. Allemaal in jullie tuin. Op een gegeven moment zie ik wat beweging binnen. De overbuurvrouw is bij je in huis. Ze laat me binnen en geeft aan dat ze zelf weg gaat. Ze moet nog naar de kapper. Ik ga binnen zitten en wacht totdat jij uit de slaapkamer komt. We begroeten elkaar. Je zegt dat je net anderhalf uur hebt kunnen slapen naast je man en dat je voelde dat er kracht in je benen kwam waardoor je kon opstaan en je voelde dat het moest gebeuren. Je wil je man van jullie slaapkamer naar de tuinkamer brengen. Je neemt me mee naar de andere kamer waar je man in de kist zal komen te liggen. Een bloemenzee. Prachtige kleurrijke bloemstukken met lieve teksten op de linten. Zo kleurrijk en veelzijdig als je man. En jullie en jullie leven. Ik voel warmte, bewondering, gemis en groot verdriet uit de bloemstukken naar boven komen. Om 13.00 staat de uitvaartverzorger (A) (en een vrouwelijke collega) voor de deur met een busje met daarin de kist die je hebt uitgezocht. A. is dezelfde man als waarmee je je man de laatste verzorging hebt gegeven. Dat heb je gevraagd en daar zijn jullie allebei blij mee blijkt bij zijn begroeting. A. zegt: We moesten even aan elkaar wennen en na 5 minuten ging het goed, begrepen we elkaar. Dat heb jij ook tegen mij gezegd. Je hebt gevraagd of ze A. konden sturen en dat hebben ze gedaan. A. geeft de leiding aan jou. Zoals het hoort en zoals past bij jou. Dat heb je duidelijk laten blijken tijdens jullie eerste ontmoeting. Je tilt samen met hem de kist uit het busje, je aait, ruikt en voelt aan de kist, en probeert deze samen met A. door de zijdeur naar binnen te krijgen. Dat gaat niet. De kist is aan de voorkant breder en jullie zitten al snel vast met de kist.

Dan toch maar een ander plan. Je man op de brancard uit jullie slaapkamer rijden en hem dan in de andere ruimte in de kist leggen (het was andersom bedacht). Wat niet kan, kan niet dus is het al snel een ja. De kist wordt naar de andere ruimte gebracht via de achterdeuren. De kist wordt neergezet op de grond en je aait de kist. Je vindt de kist mooi (hele mooie sterke, grote, min of meer vierkante robuuste kist van licht hout (zowel in gewicht als in kleur)) en hij ruikt lekker. Je vraagt of de deksel eraf mag. Je aait de stof en vraagt of je erin mag gaan liggen. Natuurlijk, geeft de man aan. Je doet je schoenen uit en gaat erin liggen. Dat voelt goed zeg je, nu weet ik tenminste waar mijn man in komt te liggen. Je stapt er weer uit en bent klaar om hem te gaan halen.

De brancard wordt gepakt. Dit heb je eerder meegemaakt, toen je man uit de slaapkamer werd opgehaald door de ambulance. Je weet dat de brancard net door de slaapkamerdeur kan. Dat klopt. A. vertelt wat het plan is. Ook dit weet je al uit ervaring. Je man moet naar het einde van het bed zodat hij makkelijk op de brancard kan worden geholpen. Eerst moet je man worden losgemaakt van het bed en dat wil je graag samen doen met A. alleen. Nadat hij is losgemaakt schuiven en tillen jullie hem naar het einde van het bed. De vrouwelijke collega vraagt of ze moet helpen. Nee, zeg je, ik wil het zelf doen. Heel duidelijk en prettig. Je man ligt op de brancard. Je bent verdrietig, we lopen alledrie even weg uit de kamer om je ruimte te geven. Ik ga toch terug want dit is het beeld dat je graag wilt hebben en ik moet maken om bij jou achter te kunnen laten. Je hebt totaal geen last van mij. Dat voelt fijn. Ik fotografeer en leg vast. Soms blijf ik weg en heb ik achteraf spijt dat ik niet heb gemaakt wat er wel was. Het is een soort strijd tussen maken wat gewenst/gevraagd is, je een soort van paparazzi voelen (onprettig gevoel) en ruimte willen geven omdat de intimiteit van het moment zo niet van mij is. Je zegt tegen hem dat jij ook snel eraan komt. Dat hij niet lang alleen hoeft te zijn. Dat hij niet weet hoeveel indruk hij altijd heeft gemaakt. Gelukkig zijn de huisdieren bij hem. De verbondenheid is zo massaal aanwezig. Prachtig.

Je geeft na verloop van tijd aan dat je klaar bent. We lopen met drie de kamer op en nemen je man mee naar de kamer waar hij in de kist zal worden getild. Je laat het nu meer los en laat de twee uitvaartverzorgers de brancard duwen. In de woonkamer zeg je: Even stoppen hier. Hier is een van de huisdieren overleden en je neemt de tijd met je man om hier te ervaren / voelen en wanneer het tijd is om door te lopen geef je dit duidelijk aan. In de keuken roep je weer duidelijk stop en aai je je man. Dit is jouw terrein lieverd (tegen haar man), hij kookte altijd (tegen ons) en dat zal ik nu zelf moeten leren. Je bent verdrietig. Kust hem en bent dichtbij hem. Ja, zeg je en de brancard mag door naar de kamer waar hij in de kist komt te liggen. A. vertelt wat hem het beste lijkt om te doen en hierbij laat je het nog meer los. Je laatste rit met hem door het huis is gemaakt en de vrouwelijke collega mag steeds iets meer doen. Je man is op de plek van zijn laatste bestemming, hier in jullie huis. Vanuit hier zal hij zaterdag naar de begraafplaats worden gereden. De lamp wordt opgebonden. De kist wordt op een rijdbaar onderstel getild, de brancard op gelijke hoogte met de kist en je man wordt vanaf de brancard in de kist getild. Hij ligt niet goed en dat benoem je meteen. Eerst het laken er nog onderuit en dan leggen we hem recht in de kist geeft de man aan. Oké. Laken er onderuit. Heupen wat rechter. Hij ligt geforceerd met zijn hoofd. Het kussen is te vol, te dik. Je haalt een ander kussen. De uitvaartverzorger vraagt of de sloop die net op bed lag misschien kan worden gebruikt. Nee, die hoort bij een dekbed. Natuurlijk. Je komt terug lopen met het kussen. Het kussen dat in de kist ligt wordt eruit gehaald. Ik zeg misschien kan het wat dunner worden gemaakt. Je ritst het open en het zit vol met houtsnippers. Je loopt ermee naar de tuin en gooit m helemaal leeg. Ik moet lachen, jij ook. Je loopt terug met de hoes en stopt het andere kussen er helemaal in. Het ruikt heerlijk die achtergebleven houtsnippers. Je legt het ‘nieuwe’ kussen onder het hoofd van je man. Beter, veel beter. Je weet precies wat je doet, je volgt wat er in je opkomt, je leeft zo dicht bij je hart dat je weet wat goed voor hem en voor jou is, voor jullie samen. Zo mooi en eigen. Hij ligt er goed bij. Precies in het midden van de openslaande deuren naar de prachtige tuin. Wat een uitzicht. Het laken gaat er overheen want zijn broek is nat geworden door de koeling. De uitvaartondernemers zijn klaar. Ze nemen afscheid. Ik vraag je of ik de bloemstukken en de teksten zal fotograferen. Ja, dat is een goed idee en ik leg alle stukken vast met de bijbehorende linten. Je komt na een tijdje kijken en zegt: Ik vind het fijn dat jij er bent. Dat is groots. Ik geef aan dat ze moet zeggen als ik wegmoet. Nee, zeg je, ik vind het fijn. Nadat alle bloemen op foto zijn vastgelegd kijk ik nog even naar je man. Jij aait hem en de kist. Zijn hoofd gaat heen en weer. Er staat geen rem op het onderstel van de kist. Ik zeg dat ik de installatie wiebelig vind. Als de kinderen die straks komen maar niet schrikken. Inderdaad zeg je en je bedenkt een plan om dat tegen te gaan. Je geeft ook aan dat de matras waar je man op heeft gelegen voor een heel groot deel nat is geworden. Je hebt dit gemeld en direct foto’s gestuurd en ze uitgenodigd om te komen kijken. Ze geloven me zeg je. Ik zeg dat ik je daadkrachtig vind. Ja, zeg je, we waren allebei heel zelfstandig en onafhankelijk. En ik moet direct doorpakken nu en die zelfstandigheid niet verliezen. Ik kijk met bewondering naar je. In het verdriet ben je zo goed in staat om te blijven bedenken wat goed is, wat jij wilt, wat je nog moet organiseren. Ik omhels je en vertrek.

Vrijdagavond een bericht van een vriendin van je. Zij vraagt namens jou of ik in de ochtend wat eerder wil komen want er is nog een aantal bloemstukken bij gekomen. Natuurlijk, half 9? Ja, prima geeft ze aan. Ik zal er zijn.

2/3

Een vraag. Of ik naar een moeder thuis wil gaan. Haar kindje is overleden. Ik zeg dat het klinkt of ze alleenstaand is. Ja, dat klopt, krijg ik te horen. Ik moet weg met de auto dit keer.

Ik bel op tijd aan. Ik word opgehaald door een man. Hij zegt dat het fantastisch is wat er allemaal kan en wordt gedaan vanuit het ziekenhuis. En nu ook nog een fotograaf. Hij geeft aan dat de moeder nog niet klaar is. Ze eet niet, heeft net gedoucht en is zich aan het omkleden. Het opstarten gaat wat moeizamer. Als ik er eenmaal ben voel ik dat tijd niet meer belangrijk is. Ik geef aan dat het geen probleem is. Hij vraagt of ik het kindje alvast wil zien. Graag zeg ik. We komen de kamer binnen. Het is donker, het lieve kleine mannetje ligt in de box. Hij is prachtig. Hij ligt ingepakt in een doek. Bloem erbij.

Ik praat wat met de man en vraag of hij een vriend is. Nee, zegt hij, haar broer. En dat antwoord had je vast niet verwacht zegt hij. Hij is blank en zijn zus is donker. Het kindje ook. Ze hebben dezelfde vader en een andere moeder. Even later blijkt dat de vrouw die in huis rondloopt de vrouw van de broer is. En de moeder van de moeder van het kindje is er ook.

Ik vraag of ik vast wat foto’s mag maken? Ja, zegt hij, ga je gang. Het raam ligt aan een galerij en ik vraag of ik de gordijnen mag openschuiven. Wat aarzelend wordt er ‘ja’ gezegd. Ik wil graag daglicht. Het is prima. Op ooghoogte is het raam enigszins geblindeerd. De lamp kan uit. Ik fotografeer het kleine mannetje. Hij is echt prachtig. De echtgenoot van de broer vaagt of ik wat wil drinken. Nee, geef ik aan. Ze zegt dat het nu tijd is en dat ze de moeder gaat aansporen om naar beneden te komen. Verwacht geen kleding van het land waar haar moeder vandaan komt. Ze heeft haar eigen kleding aan, hoe ze is.

Het is natuurlijk allemaal prima. Als de schoonzus weer naar beneden komt zegt ze dat ze er prachtig uitziet. Smashing. Inderdaad. Ze is echt prachtig. Toch een mooie rok aangedaan, kleurrijke schoenen met hoge hak en een pruik op. Ik stel me voor. Haar schoonzus vraagt of ze ons alleen kan laten. Ja, geeft de moeder aan en de deur gaat achter ons dicht. Ze is vol met liefde en verdriet. Ze weet wat ze wil en wat ik voorstel is ook goed. Ik wil hun gezichten dicht bij elkaar fotograferen. Ik vraag of zijn mutsje af mag. Ja. Een volle bos haar komt eronder vandaan. Wat een geweldige verrassing. Ze legt hem op haar schouder en ik fotografeer heel dichtbij. Haar mooie blauw opgemaakte ogen en zijn koppie dicht bij elkaar in stil verdriet en in schoonheid. Elke keer weer zo bijzonder om bij zo’n intiem moment te mogen zijn. De liefde voor haar kleine mannetje straalt van haar af en tegelijkertijd is er groot verdriet. De tranen rollen over haar hangen. Ik haal wat wc papier. Haar tranen druppelen op haar mooie mannetje, haar rode lipstick laat warme lippen achter op haar baby. Ze dept met liefde de tranen van zijn koppie en veegt de lipstick er heel zacht vanaf. Ik vraag of ze nog meer wil. Ja, graag mijn familie erbij. Oma, haar broer en haar schoonzus. Foto van hen allemaal en een foto van iedereen apart met moeder en haar baby. Liefdevol en

Ik ben klaar. Ze trekt direct een joggingbroek aan en vraagt of ze wat eerder foto’s kan krijgen voor het afscheid. Ik vraag wat ze graag wil. Ze wil graag foto’s dichtbij. Ik realiseer me dat ik de foto zonder mutsje nog niet heb gemaakt van heel dichtbij. Ik schuif de gordijnenen weer open, zet de lamp weg en pak mijn camera weer. Ik maak wat zij graag wil. Ze bedenkt dat ze ook nog een foto wil staand bij de box en kijkend naar haar kindje. Dat doe ik.

Ik ben klaar. Ik word met dankbaarheid uitgelaten. Ik wens ze sterkte en verdwijn weer.

Lieve L,

Opeens ben ik in je leven. En jij in dat van mij. De aanleiding is het overlijden van je man. Je lieve, krachtige, bijzondere man die alles kan! Zoals je zelf zo mooi zei. Hij is invoelend, onafhankelijk, heeft zakelijke successen, kan alles in huis, doet ook alles zelf, schildert het hele huis, houdt de tuin bij en nog veel meer. Daarnaast is hij ook echt een man die zijn oerkracht graag laat zien in combinatie met de natuur en de natuurkrachten. En dat is nog lang niet alles.

Woensdag in de ochtend
Ik word gebeld door een voor mij onbekende man. Een oud collega van het hospice heeft mijn naam genoemd. Jij bent zo’n goede fotograaf zegt hij en ik wil je vragen, namens de vrouw van mijn vriend, of je komt fotograferen. Haar man is overleden en ligt thuis opgebaard. Ik zeg dat ik dat graag kom doen. Hij vraagt of ik zaterdag kan en of ik vandaag of morgen ook kan. Ik zeg ja en we praten nog wat. Ik vraag of er mensen om hem heen zijn. Ja, zijn vrouw. Ik geef aan hoe eerder, hoe beter aangezien een overledene snel achteruit kan gaan. Fijn dat je dat zegt, dat neem ik mee naar haar. Hij zegt dat hij later terug zal bellen. Joepie denk ik als ik de telefoon neerleg. Wat fijn om weer dichtbij te mogen komen.

Later op de dag word ik terug gebeld en ik maak een afspraak voor de dag erna. Om half 12 zal ik bij jou zijn.

Donderdag 11.30 uur
Ik kom binnen en wacht even op je. Er zijn twee vriendinnen van je om van alles te regelen voor het afscheid. Je moet nog even je tanden poetsen. Je komt aanlopen. Ik stel me voor en jij geeft aan dat je graag door het huis wilt lopen om over je man te vertellen. Je vindt het fijn dat ik weet wie hij is. Dat is natuurlijk goed. Ik volg je. Je vertelt over zijn zijn, zijn liefde voor jou en jouw liefde voor hem. Je vertelt met bewondering over wie hij is, over hoe hij leeft en wat hij heeft gedaan. Je vertelt over zijn liefde voor de natuur. Je vertelt over jullie huis. Een prachtig huis midden in de natuur. Je geeft aan dat ik nu wat over hem weet en we lopen naar de slaapkamer. Ik zie een bakje yoghurt staan en vraag of dat van jou is. Ja, zeg je, nog geen tijd gehad om te eten. Ik zeg: Eet maar lekker op. En dat doe je. Je bent relaxed. Je laat me alleen in de kamer. Dat vertrouwen is zo fijn en tegelijkertijd bijzonder. Ik word er warm van.

Je man ligt naast je, in jullie bed, onder de deken. Een markant hoofd met prachtige wenkbrauwen. Hij heeft een polo aan en bij zijn voeten ligt een knuffel van een van de huisdieren die jullie hebben gehad. Een ervan is vrij recent overleden. Je hebt ook hier een bijzonder verhaal over verteld. Ik maak wat foto’s en kijk hoe het het beste kan. De ruimte om te mogen bewegen is fijn. Er zitten handdoeken tegen het raam aangeplakt vanwege de zon de afgelopen dagen. Deze dag is het regenachtig en je vraagt de tuinman ze eraf te halen. Ik ben altijd blij met daglicht.

Na je ontbijt kom je erbij en je gaat heerlijk, zo ziet het eruit, naast je man liggen. Je aait hem. Je kust hem. Je houdt hem vast en kijkt met bewondering naar hem. Je vertelt nog meer over hem. Ik vraag je hoe het sterven is gegaan. Je vertelt dat jullie op een avond thuis kwamen uit het ziekenhuis en dat hij een paar uur later is overleden. Wat snel. Je bent rustig, jezelf. Je gaat nog een keer naast hem liggen en vertelt dat je altijd zijn hand vastpakte en dat jullie dan zo in slaap vielen. Ik vraag of je dat ook nu wil doen. Je bent verbaasd over het feit dat hij niet meer stijf is en pakt gretig zijn hand. Je gaat naast hem liggen en ik zie aan je gezicht dat dit je terugvoert naar een bepaald gevoel, je bent er direct in, bij. Ik voel jouw liefde voor je man. Daarna vertel je over jullie ringen en dat je die bij jullie allebei hebt afgedaan. Ik vraag of je deze wil pakken. Ja, zeg je en je pakt ze. Je doet je eigen ring weer aan en schuift die van je man om zijn vinger. Nee, je vindt het niet mooi en doet hem onder je eigen ring bij jezelf aan. Veel beter zeg je en ik maak nog een foto. Ik geef aan dat ik klaar ben. Je loopt mee. Ik omhels je. Ik heb genoten van de ruimte, van de aandacht van jou voor je man, voor het feit dat ik bijna onzichtbaar kon zijn en toch zo dichtbij.

Ik geef aan dat als je behoefte hebt dat ik de dag erna ook kom, ik dat graag doe. Ik zeg: Denk er rustig over na. Je zegt: Ik weet het al. Graag morgen. Om 13.00 uur? Is goed zeg ik, ik ben er.

1/3

Of ik naar het ziekenhuis wil komen om een klein meisje te fotograferen, ze is al enige tijd geleden overleden in de buik en is nu geboren samen met haar levende zus. Er is ook een oudere zus in de kamer. Het overleden meisje ligt in het water en het andere meisje van de tweeling ligt op de NICU (Neonatale Intensive Care Unit).
De grote zus kijkt door de gaatjes van het bakje / doosje met water waarin haar zus ligt. De ouders geven aan dat het hartje niet meer klopt van dit zusje en van het andere zusje wel. Ook jouw hartje klopt, zeggen de ouders tegen haar. Het meisje is geïnteresseerd in en kijkt gebiologeerd door het gaatje in het bakje waarin haar zus in het water ligt. Ze tilt de deksel eraf. Ze kijkt en vraagt: Is die van vlees? Ja, zeggen de ouders. Oma (moeder van de moeder) zegt: Prachtig, dat dit kan. Vroeger mocht je je overleden kind niet eens zien.
Inderdaad. Daar heb ik ook verhalen van gehoord. De dood werd weggehouden bij de ouders die net vader en moeder waren geworden. Je mocht je eigen kind niet eens begraven. Gelukkig is dat nu heel anders.

Ik maak foto’s van de ouders met hun overleden dochter. De grote zus kijkt af en toe en meestal kleurt ze in een kleurboek. Ze wil er niet te dicht bij in de buurt komen. Het bakje is vooral interessant als de deksel er weer op zit. Ik kan haar niet verleiden haar hand bij de handen van de ouders en haar zusje te leggen.

Nadat het kleine meisje weer in het water is teruggelegd haalt de grote zus nog een paar keer de deksel eraf en zet ze de deksel weer terug erop. Ze kijkt door het gaatje en haalt de deksel er weer af. Ze vraagt weer: Is die van vlees? En is die hard? Echt prachtige vragen. Ze wil het weten en is ook zo weer weg, aan het kleuren of aan het kletsen met oma. Ze gaat er zo mooi en rustig mee om. Wat gaat er in zo’n klein koppie om?

Ik loop nog even naar de NICU om de andere dochter te zien. Ze ziet er kwetsbaar uit en is heel beweeglijk. Het gaat goed met deze kleine dame geven ze aan. Fijn.

De telefoon gaat. Of ik tijd heb om een kindje te fotograferen dat volgende week zal komen te overlijden. Ja, ik kan. Ik fiets naar het ziekenhuis en kom op de afdeling. De moeder is bij het kindje en oogt ontspannen. Ze geeft aan dat ik mag doen wat me goed lijkt en laat me mijn gang gaan. Ze geeft aan dat haar man en hun andere zoontje zo komen. Ik geniet van het mannetje dat elke klik van de camera lijkt op te vangen. Lief. Ik vraag of hij nog lacht. Nee, geeft de moeder aan, dat lukt hem niet meer. Hij heeft een spierziekte en we hebben besloten de beademing er volgende week af te halen omdat hij zo hard achteruit gaat. Het fotograferen van een levend kindje is anders dan van een overleden kindje. Het contact met openstaande ogen is fijn. Als het kindje overleden is ga ik op zoek naar andere mooie, bijzondere kenmerken. De donshaartjes, de wimpers, de gesloten ogen, een oor, een kuiltje, een sproetenpatroon, lange tenen of lange vingers, nageltjes. Vaak vraag ik ook of de ouders uiterlijke kenmerken zien die voorkomen bij hun andere kinderen, bij henzelf of in hun familie. Vaak vertellen ze met trots over een vouw in een oor, het puntige neusje dat zo herkenbaar is of de lange tenen die precies hetzelfde zijn als bij een van de ouders.

Ik heb via de telefoon doorgekregen dat dit hun derde zoon is. Het eerste kindje is (ook) overleden. Ik zeg tegen de moeder dat ze dus drie zonen hebben. Ja, zegt ze, de eerste is ook overleden. Ik vraag of ze allebei dezelfde ziekte hebben? Ja, dat denken we wel. Ik vraag of het op elkaar lijkt hoe de jongens zich ontwikkelen / ontwikkelden. Soms wel, zegt ze, en soms niet. Er is te weinig bekend over deze spierziekte. Bij onze eerste zoon hebben we geen obductie laten doen dus we weten het niet, we denken dat het dezelfde ziekte is. Poeh. Wat heftig. Vader en hun middelste zoon komen binnen. Het zoontje wil spelen met auto’s en heeft geen ‘interesse’ in zijn broertje. Het is niet mogelijk om jonge kinderen ‘te dwingen’ want ze weten precies wat ze willen. En ook qua energie is het altijd even afwachten. Ik probeer met ontspanning ze dicht(er)bij elkaar te krijgen. Hij wil af en toe wel kijken maar wil geen auto geven aan zijn broertje. Van mij, zegt hij de hele tijd. Hij is bang dat hij wat moet afgeven. Aandoenlijk. Zijn broertje kan niet veel meer en toch ziet hij een soort van ‘bedreiging’. Misschien omdat er veel aandacht gaat naar zijn broertje? De omgeving? Voelt hij het verdriet? Is het zijn leeftijd? Wat gaat er in zo’n koppie om? Ik weet het niet. Het is een uitdaging om foto’s te maken waar het gezin wat aan heeft. Daar doe ik mijn best voor.

De ouders zijn nog steeds ontspannen. Vader doet allerlei pogingen om vier handen bij elkaar te krijgen, het lukt niet. Hij laat zijn oudere zoon boven de jongste zweven (als een soort van drone) om ze dicht(er)bij elkaar te krijgen. Ik fotografeer het. Is het de ervaring die hen doet ontspannen? Ze hebben het al een keer meegemaakt. Ze hebben het met elkaar tot hier al gebracht. Ik voel bewondering. Wat fijn dat ze ook ouders zijn van een levende zoon. Niet dat dat het verdriet weghaalt of minder maakt, absoluut niet, wel dat er een andere energie op gang komt. Denk ik. Hoop ik. En dat gun ik hen. Wat hebben zij al veel meegemaakt.

Een meisje in haar tienerjaren. Heftig verlies, dat is elk verlies, alleen dit is heel snel gegaan krijg ik aan de telefoon te horen.

Ik bel aan. De uitvaartverzorger doet open.
Ik loop door. Geef de ouders een hand en het zusje een aai over haar bol. Moeder geeft aan dat ze haar haren nog even moet doen, boven. Natuurlijk zeg ik. De vader vertelt dat ze beneden ligt. Ik denk aan een souterrain, het blijkt op de verdieping te zijn waar we staan. Ik begreep het niet omdat hij het over beneden had. Ze ligt in de woonkamer (achter), in een mooi tienerbed met een klamboe erboven. Ze is prachtig. Bijzonder zo dichtbij, bij het gezin, zo aanwezig. Ze heeft prachtige, sprekende kleren aan, eigen.

De ouders vertellen het verhaal van haar overlijden. Vorige week leek het alsof ze een griepje had. Beetje koorts, niet fit en overgeven. De ouders vertrouwden het op een gegeven moment niet en gingen met haar naar de huisarts. Deze dacht ook een griep en misschien een vijfde of zesde ziekte omdat ze kleine plekjes had op haar lichaam. Thuis gekomen werd ze zieker en zijn ze op een later tijdstip weer naar de huisarts gegaan. Hierna direct door naar het ziekenhuis. Ze was al niet meer goed aanspreekbaar op dat moment. Doorgestuurd naar een kinderziekenhuis). Hier is van alles gedaan om haar te redden, het bleek acute leukemie. Binnen ongeveer een week na de klachten overleed zij. Niet normaal. Afschuwelijk.

De moeder en dochter halen samen de vlecht eruit. De oudste dochter had haar haren altijd los. Zo willen ze ook dat ze erbij ligt, met losse haren, dat past bij haar. In het ziekenhuis waren de haren in een vlecht gevlochten om de mooie lange haren niet te veel te laten klitten en eventueel te beschadigen door allerlei slangen en pleisters en dergelijke. Om makkelijker bij haar te kunnen.

De vlecht is eruit en haar haren worden gekamd door de moeder en het zusje. Mooi. De scheiding wordt op de juiste plek gekamd. Prachtige lange, volle mooie haren. Ze liggen langs haar gezicht. Het is opeens een andere griet. Lang is ze ook. Het zusje is tussen het kammen door een stopmotion filmpje aan het maken. Ze komt weer even kijken bij haar zus en pakt een eigen camera om ook foto’s te maken van haar zus en haar ouders. Ik vraag aan haar of dat de lievelingsknuffels zijn van haar zus. Ja, zegt ze, ik heb die ook en ze wijst naar een kleine knuffel in de hoek van het bed. Die gaan niet mee als we haar gaan verbranden zegt ze. Zo, dat is in ieder geval duidelijke taal, ik merk dat ik even terugdeins om daarna weer verder te gaan met het gesprek over de knuffel. Ik voel bewondering. Het is mooi om te zien hoe dichtbij en ‘gewoon’ de dood in dit huis een plek krijgt en heeft. Ik heb, als ik ergens vreemd binnenkom, altijd wat tijd nodig om te voelen hoe met het verlies wordt omgegaan. Nu zit ik erin.

De ouders en het zusje zijn relaxed en verdrietig. Vooral als ze dichtbij komen. Als ze een kus geven zie ik bewondering, liefde, intimiteit en besef van het verlies. Ze zijn dichtbij haar, halen haar dichtbij, het sproetenpatroon op de wangen, de kleine donshaartjes aan de rand van haar hoofd, haar mooie sieraad, haar fijne neus, haar dikke donkere wimpers, haar wenkbrauwen, de beschadiging in haar hals die door een sjaaltje wordt bedekt. De vader wil dat ook dit wordt vastgelegd omdat het aantoont dat het niet zonder slag of stoot is gegaan, dat ze het zwaar heeft gehad. Het gezin eet tussendoor een boterham en is bezig allerlei zaken te regelen zodra er even niets hoeft qua foto’s. Wat een klus. Ze was net op kamp geweest met haar klas. Ze had genoten en had het goed gehad. De klas wordt uitgenodigd om te komen kijken, om afscheid te nemen.

Ik wens hen sterkte als ik klaar ben.

De moeder laat me uit. Ik zeg dag. Loop naar buiten en besef, zoals elke keer, dat het leven gewoon door gaat. Een groot verdriet en verlies in een huis en buiten draait de wereld door. Bijzonder dat ik even in die intimiteit heb mogen rondlopen en beeld heb kunnen maken waar ik hoop dat de ouders nog vaak naar kunnen kijken en wat aan hebben. Troost, de liefde terugzien waarin ze afscheid hebben genomen van hun prachtige dochter, de warmte terugzien die ze konden geven ondanks de tranen, de rust die ze uitstraalden. Dat zou fijn zijn.

Ik laad de foto’s snel op zodat ik de opdracht af heb.

Ik krijg deze feedback:

Ik heb de foto’s goed ontvangen. De beelden spreken voor zich. Het zal een heftige reportage zijn geweest. Jouw foto’s ontroerden me op een of andere manier meer dan gebruikelijk. Dank voor je inzet.

Als de ouders er ook zo over denken dan heb ik mijn werk goed gedaan.

Hospice

Ik krijg een tip van een collega uit het hospice. Je moet eens gaan kijken bij die en die mevrouw op die en die kamer. Ik klop, aansluitend aan een gesprek met een andere collega, bij deze mevrouw aan en kom binnen. Ze is zich aan het opmaken. Prachtig. Ze kijkt om en kijkt me met prachtige blauwe ogen aan. Ik stel me voor en vertel haar dat ik fotogaaf ben in het hospice. Ik zeg er ook bij dat ze sprekende blauwe ogen heeft. Ja, zegt ze, dat hoor ik mijn hele leven al. Dat zei mijn man ook altijd. Ik vraag of de foto die op de tafel staat een foto van haar man is. Ja, dat was mijn man, hij is overleden. Hij had dementie. Hij was wel heel lief. Ik vraag of zij hem tot het laatst toe thuis heeft kunnen houden / verzorgen? Ja, zegt ze, hij werd weer een kind, maar wel een heel lief kind. Hij is thuis gestorven. Fijn.

We praten nog wat door. Ze laat zien waar ze heeft gewoond en vertelt dat het thuis niet meer ging, alleen. Ze heeft haar familie / vrienden / kennissen een verhuisbericht gestuurd zodat ze weten dat ze naar het hospice is verhuisd. Het is hier net een 5-sterren hotel zegt ze. Dat ik dat nog mag meemaken aan het einde van mijn leven. Ik geniet hier.

Ik vraag haar of ik een portret mag maken van haar. Ja, zegt ze. Heb ik de juiste kleding aan? Ik zeg dat ze er prachtig uitziet. Ze vertelt dat ze eigenlijk altijd blauw aan heeft en vandaag toevallig een zwarte trui. Ze heeft een sprekende sjaal om haar schouders heen. Of ze die straks nog mag wisselen? Geen probleem zeg ik. Ze gaat zitten op de rand van haar bed. Ze is open en vindt het spannend. Ik vraag haar of ze een keer diep wil zuchten en dat doet ze regelmatig daarna. Haar schouders zakken. Dat maakt haar rustiger zie ik. Ik fotografeer eerst met mijn analoge camera op statief. Ik vind het fijn voor de mensen die hier liggen, ze verdienen de aandacht, de rust, de ruimte die er ontstaat. Continu kijken, scherp stellen, kijken. En voor mij is het spannend om weg te brengen. Is het goed gegaan? Zijn alle foto’s gelukt? En wat is de beste foto? Het voordeel is ook dan niemand kan vragen: Kijken, kijken, mag ik het even zien? Want ik kan niks laten zien. (En soms is het een goed excuus om nog een keer binnen te mogen komen!) Heerlijk.

Haar nagels zijn gelakt. In een zacht, roze kleur. Ik vraag of ze haar handen dichter bij haar gezicht kan houden omdat haar nagels zo mooi zijn gelakt. Ja, zegt ze enthousiast, dat doet iemand hier ook voor je. Een van de vrijwilligers vindt het leuk om nagels te lakken en ze kwam het vragen. Ik vind het ook leuk en het is zo fijn dat het voor je wordt gedaan.

Dat is natuurlijk wel vaker de situatie. Thuis loopt het niet meer, gaat het niet meer, kost de verzorging teveel energie en hier komen de mensen tot rust omdat er voor hen wordt gezorgd op een aantal vlakken. De aandacht kan naar andere zaken gaan.

Later als ik de collega, die mij heeft verteld dat ik naar deze mevrouw moest gaan, weer spreek zegt ze ook nog iets moois over deze mevrouw. Deze mevrouw had al aangegeven dat ze het hier prettig vindt, ze geniet van de tuin, de rust, de omgeving: Een echt 5-sterren hotel. Daarnaast had ze ook tegen mijn collega gezegd: En als je gaat slapen zegt iemand je: ‘Welterusten’, dat vind ik zo fijn.
Dat dat soort ‘kleine’ dingen zo belangrijk zijn en van waarde, realiseer ik me niet altijd. Zij benoemt het en geniet ervan.

Een oproep vanuit het ziekenhuis in Amsterdam. Of ik kan. Als ik het verhaal hoor dan ben ik blij dat ik kan. Het kindje is opgebaard in het water. Wauw. Ik heb er over gelezen en nog nooit gezien in het echt. Ik krijg ook te horen dat de moeder absoluut niet wil worden gecondoleerd. Oké. Ik rijd er heen. Bij de ingang zie ik een groot hek met beren, andere knuffels, spandoeken, teksten, vlaggen en bloemen voor Nouri. Indrukwekkend. Straks even terug om daar een foto van te maken.

Ik ben te vroeg. Ik weet hoe gevoelig dat kan liggen. Ooit vertelde een vriendin mij dat de huisarts te vroeg kwam voor de euthanasie van haar moeder en hoe moeilijk ze dat vond. De afgesproken tijd is dan zo’n houvast en te laat komen kan ook echt als vervelend worden ervaren. Dit heb ik onthouden, omdat ik denk dat het ook zo kan werken bij het maken van foto’s van een overleden kindje of volwassene. Als ik zeg dat ik er ben zegt de verpleegkundige: Fijn, ik loop even naar de ouders om te zeggen dat je er bent. Ik zeg dat ik vroeg ben en dat ik begrijp als het (nog) niet uitkomt. De verpleegkundige komt terug en geeft aan dat de moeder inderdaad lichte paniek voelde omdat ze nog niet klaar was. Ik zeg: Geen probleem. Ik wacht tot de afgesproken tijd of totdat het wel uitkomt. In de lunchpost stelt een verloskundige zich voor. Ze staat even later op en zegt: Ik ga ook een overleden kindje halen nu. Het is echt lopende band werk hier. Dat klinkt niet fijn.

De verpleegkundige die verantwoordelijk is voor de zorg van de ouders heeft met de ouders geregeld dat ZIJ bellen wanneer ze klaar zijn. Prima. Ik drink een lekker kopje thee. De bel gaat ten teken dat we naar binnen mogen. Ik stel me voor en ze zijn dankbaar dat ik er ben. Ze vragen of ik dit vaker doe. Ik vertel wat over mijn werk. De TV staat aan met volgens mij Goede tijden, slechte tijden. Ik hoor het aan de melodie. Ik heb bijna de neiging om te vragen of de TV uit mag, maar realiseer me dat het niet belangrijk is wat ik ervan vind. Kennelijk ervaren zij het als niet storend. Intussen is de verpleegkundige weg om het babytje te halen. Moeder geeft aan graag naar huis te willen. Ze ligt al twee weken in het ziekenhuis en heeft behoefte aan rust. Haar, hun eigen plek. Ze zijn duidelijk in hun communicatie en willen dat ook de baby nu ook rust krijgt. Deze foto’s nog en daarna wordt er niet meer aan haar gezeten. Moeder ziet er tegenop. Haar vriend is haar tot steun en moedigt haar aan dat ze het kan. Liefdevol. Intussen hoor ik muziek van The Bold and the Beautiful. Dat keek ik vroeger tijdens mijn studententijd. Bestaat dus nog steeds.

De baby is er. In een plastic bak met water. Ik kijk ervan op. In mijn gedachte had ik me een baby in een emmer voorgesteld. (In de auto op de terugweg realiseer ik me dat dat misschien helemaal niet kan omdat het kindje dan in elkaar zakt?!?). Ze ligt er mooi bij. Het is natuurlijk. Rustig. Naakt en eigen. Vredig ook. Zoals het in de buik heeft gezeten. Ik maak wat foto’s van haar in het water. De verpleegkundige haalt haar uit het water en slaat een hydrofiele doek om haar heen. Ik vraag of ze toevallig een eigen deken hebben. Of heeft het ziekenhuis een deken/doek? vraag ik de verpleegkundige. De verpleegkundige gaat kijken en komt terug met een paar patchwork dekentjes. Deze zijn speciaal gemaakt voor overleden kindjes: Quilts of Love. Ze kiezen het roze dekentje met de kleine babyvoetjes. De lieve baby wordt in de doek gewikkeld en aan moeder gegeven. Ze kijkt, slikt, kijkt, slikt en blijft kijken. Alsof ze voor de eerste keer ECHT naar haar kindje kan kijken. Prachtig. Ik maak haar complimenten dat ze het goed doet. Het is, denk ik, ook echt de eerste keer dat ze hun dochter vasthoudt na de geboorte. Hij kust zijn vriendin en moedigt haar aan met lieve woorden. Het is pittig voor haar. Ik zie het aan haar. Ze doet het goed.

Hij heeft de wens dat het kindje op haar buik komt te liggen zoals het in de buik heeft gezeten. Op mijn blote buik? vraagt zij. Ja, zegt hij. Dat gaat haar te ver. Ze zegt: Ik wil niet dat je spijt krijgt maar mag het ook op mijn t-shirt? Het lijfje van hun dochter is koud. Ze wil die kou niet voelen. Zij geeft een grens aan. Hij gaat akkoord. Ze beweegt al veel mee. Hij ook. Het kindje ligt op haar buik en ik maak een foto.

Even later blijkt dat ze op de website van Make a Memory heeft gekeken en ze geeft aan wat ze verder wil. Altijd fijn. Hun handen bij elkaar en haar voetjes in hun handen. Ze heeft in een half uur grote stappen gezet. Mooi om bij te mogen zijn. Hij was haar aangever en aanmoediger. De liefde en zachtheid hebben haar laten bewegen. De verpleegkundige vraagt of ze het dekentje straks in het mandje willen laten of zelf willen houden. Ze kijken elkaar aan. Ja. We bewaren het. Hij zegt: Mijn zus had ook iets meegegeven maar dat is een tafelloper, dus niet zo geschikt. Hij haalt de roze loper tevoorschijn en wordt bevestigd dat dat niet mooi is. Ik ga een aandenken maken zegt hij, met foto’s, haar kaartje, dit dekentje en haar naam erop. Met een houten lijst eromheen. Dan is ze altijd bij ons.

Bij de auto aangekomen denk ik opeens weer aan de hekken met de steunbetuigingen aan Nouri en zijn familie. Ik loop erheen en maak wat foto’s met mijn mobiele telefoon. Het lijkt bijna alsof iedereen al afscheid heeft genomen van hem. Alsof hij is overleden. Hij kan niet meer voetballen, hij is er nog wel!

Nouri