Vrijdag 13.00 uur.
Ik ben wat te vroeg en loop door naar de tuin. Een blatend schaap, een ooievaar, een reiger, eenden. Allemaal in jullie tuin. Op een gegeven moment zie ik wat beweging binnen. De overbuurvrouw is bij je in huis. Ze laat me binnen en geeft aan dat ze zelf weg gaat. Ze moet nog naar de kapper. Ik ga binnen zitten en wacht totdat jij uit de slaapkamer komt. We begroeten elkaar. Je zegt dat je net anderhalf uur hebt kunnen slapen naast je man en dat je voelde dat er kracht in je benen kwam waardoor je kon opstaan en je voelde dat het moest gebeuren. Je wil je man van jullie slaapkamer naar de tuinkamer brengen. Je neemt me mee naar de andere kamer waar je man in de kist zal komen te liggen. Een bloemenzee. Prachtige kleurrijke bloemstukken met lieve teksten op de linten. Zo kleurrijk en veelzijdig als je man. En jullie en jullie leven. Ik voel warmte, bewondering, gemis en groot verdriet uit de bloemstukken naar boven komen. Om 13.00 staat de uitvaartverzorger (A) (en een vrouwelijke collega) voor de deur met een busje met daarin de kist die je hebt uitgezocht. A. is dezelfde man als waarmee je je man de laatste verzorging hebt gegeven. Dat heb je gevraagd en daar zijn jullie allebei blij mee blijkt bij zijn begroeting. A. zegt: We moesten even aan elkaar wennen en na 5 minuten ging het goed, begrepen we elkaar. Dat heb jij ook tegen mij gezegd. Je hebt gevraagd of ze A. konden sturen en dat hebben ze gedaan. A. geeft de leiding aan jou. Zoals het hoort en zoals past bij jou. Dat heb je duidelijk laten blijken tijdens jullie eerste ontmoeting. Je tilt samen met hem de kist uit het busje, je aait, ruikt en voelt aan de kist, en probeert deze samen met A. door de zijdeur naar binnen te krijgen. Dat gaat niet. De kist is aan de voorkant breder en jullie zitten al snel vast met de kist.

Dan toch maar een ander plan. Je man op de brancard uit jullie slaapkamer rijden en hem dan in de andere ruimte in de kist leggen (het was andersom bedacht). Wat niet kan, kan niet dus is het al snel een ja. De kist wordt naar de andere ruimte gebracht via de achterdeuren. De kist wordt neergezet op de grond en je aait de kist. Je vindt de kist mooi (hele mooie sterke, grote, min of meer vierkante robuuste kist van licht hout (zowel in gewicht als in kleur)) en hij ruikt lekker. Je vraagt of de deksel eraf mag. Je aait de stof en vraagt of je erin mag gaan liggen. Natuurlijk, geeft de man aan. Je doet je schoenen uit en gaat erin liggen. Dat voelt goed zeg je, nu weet ik tenminste waar mijn man in komt te liggen. Je stapt er weer uit en bent klaar om hem te gaan halen.

De brancard wordt gepakt. Dit heb je eerder meegemaakt, toen je man uit de slaapkamer werd opgehaald door de ambulance. Je weet dat de brancard net door de slaapkamerdeur kan. Dat klopt. A. vertelt wat het plan is. Ook dit weet je al uit ervaring. Je man moet naar het einde van het bed zodat hij makkelijk op de brancard kan worden geholpen. Eerst moet je man worden losgemaakt van het bed en dat wil je graag samen doen met A. alleen. Nadat hij is losgemaakt schuiven en tillen jullie hem naar het einde van het bed. De vrouwelijke collega vraagt of ze moet helpen. Nee, zeg je, ik wil het zelf doen. Heel duidelijk en prettig. Je man ligt op de brancard. Je bent verdrietig, we lopen alledrie even weg uit de kamer om je ruimte te geven. Ik ga toch terug want dit is het beeld dat je graag wilt hebben en ik moet maken om bij jou achter te kunnen laten. Je hebt totaal geen last van mij. Dat voelt fijn. Ik fotografeer en leg vast. Soms blijf ik weg en heb ik achteraf spijt dat ik niet heb gemaakt wat er wel was. Het is een soort strijd tussen maken wat gewenst/gevraagd is, je een soort van paparazzi voelen (onprettig gevoel) en ruimte willen geven omdat de intimiteit van het moment zo niet van mij is. Je zegt tegen hem dat jij ook snel eraan komt. Dat hij niet lang alleen hoeft te zijn. Dat hij niet weet hoeveel indruk hij altijd heeft gemaakt. Gelukkig zijn de huisdieren bij hem. De verbondenheid is zo massaal aanwezig. Prachtig.

Je geeft na verloop van tijd aan dat je klaar bent. We lopen met drie de kamer op en nemen je man mee naar de kamer waar hij in de kist zal worden getild. Je laat het nu meer los en laat de twee uitvaartverzorgers de brancard duwen. In de woonkamer zeg je: Even stoppen hier. Hier is een van de huisdieren overleden en je neemt de tijd met je man om hier te ervaren / voelen en wanneer het tijd is om door te lopen geef je dit duidelijk aan. In de keuken roep je weer duidelijk stop en aai je je man. Dit is jouw terrein lieverd (tegen haar man), hij kookte altijd (tegen ons) en dat zal ik nu zelf moeten leren. Je bent verdrietig. Kust hem en bent dichtbij hem. Ja, zeg je en de brancard mag door naar de kamer waar hij in de kist komt te liggen. A. vertelt wat hem het beste lijkt om te doen en hierbij laat je het nog meer los. Je laatste rit met hem door het huis is gemaakt en de vrouwelijke collega mag steeds iets meer doen. Je man is op de plek van zijn laatste bestemming, hier in jullie huis. Vanuit hier zal hij zaterdag naar de begraafplaats worden gereden. De lamp wordt opgebonden. De kist wordt op een rijdbaar onderstel getild, de brancard op gelijke hoogte met de kist en je man wordt vanaf de brancard in de kist getild. Hij ligt niet goed en dat benoem je meteen. Eerst het laken er nog onderuit en dan leggen we hem recht in de kist geeft de man aan. Oké. Laken er onderuit. Heupen wat rechter. Hij ligt geforceerd met zijn hoofd. Het kussen is te vol, te dik. Je haalt een ander kussen. De uitvaartverzorger vraagt of de sloop die net op bed lag misschien kan worden gebruikt. Nee, die hoort bij een dekbed. Natuurlijk. Je komt terug lopen met het kussen. Het kussen dat in de kist ligt wordt eruit gehaald. Ik zeg misschien kan het wat dunner worden gemaakt. Je ritst het open en het zit vol met houtsnippers. Je loopt ermee naar de tuin en gooit m helemaal leeg. Ik moet lachen, jij ook. Je loopt terug met de hoes en stopt het andere kussen er helemaal in. Het ruikt heerlijk die achtergebleven houtsnippers. Je legt het ‘nieuwe’ kussen onder het hoofd van je man. Beter, veel beter. Je weet precies wat je doet, je volgt wat er in je opkomt, je leeft zo dicht bij je hart dat je weet wat goed voor hem en voor jou is, voor jullie samen. Zo mooi en eigen. Hij ligt er goed bij. Precies in het midden van de openslaande deuren naar de prachtige tuin. Wat een uitzicht. Het laken gaat er overheen want zijn broek is nat geworden door de koeling. De uitvaartondernemers zijn klaar. Ze nemen afscheid. Ik vraag je of ik de bloemstukken en de teksten zal fotograferen. Ja, dat is een goed idee en ik leg alle stukken vast met de bijbehorende linten. Je komt na een tijdje kijken en zegt: Ik vind het fijn dat jij er bent. Dat is groots. Ik geef aan dat ze moet zeggen als ik wegmoet. Nee, zeg je, ik vind het fijn. Nadat alle bloemen op foto zijn vastgelegd kijk ik nog even naar je man. Jij aait hem en de kist. Zijn hoofd gaat heen en weer. Er staat geen rem op het onderstel van de kist. Ik zeg dat ik de installatie wiebelig vind. Als de kinderen die straks komen maar niet schrikken. Inderdaad zeg je en je bedenkt een plan om dat tegen te gaan. Je geeft ook aan dat de matras waar je man op heeft gelegen voor een heel groot deel nat is geworden. Je hebt dit gemeld en direct foto’s gestuurd en ze uitgenodigd om te komen kijken. Ze geloven me zeg je. Ik zeg dat ik je daadkrachtig vind. Ja, zeg je, we waren allebei heel zelfstandig en onafhankelijk. En ik moet direct doorpakken nu en die zelfstandigheid niet verliezen. Ik kijk met bewondering naar je. In het verdriet ben je zo goed in staat om te blijven bedenken wat goed is, wat jij wilt, wat je nog moet organiseren. Ik omhels je en vertrek.

Vrijdagavond een bericht van een vriendin van je. Zij vraagt namens jou of ik in de ochtend wat eerder wil komen want er is nog een aantal bloemstukken bij gekomen. Natuurlijk, half 9? Ja, prima geeft ze aan. Ik zal er zijn.

2/3