Fotograferen voor een website van iemand die voor zichzelf gaat werken. Leuk!
De plek: een hospice in Brabant. Nieuwe plek. Wat zal ik tegenkomen?
Twee heren hebben toestemming gegeven om op de foto te gaan. Een van de heren zit ’s ochtends om een uur of tien al aan het bier. Mooi dat dat kan en is toegestaan. Dat trekt mijn opdrachtgever zo aan.
De eigenheid die ruimte krijgt, die er mag zijn.
De twee heren zitten naast elkaar, buiten. Het is prachtig weer. Ik neem eerst een van de heren mee naar zijn kamer. Hij heeft een t-shirt van Feyenoord liggen. Ik vraag of hij het wil aantrekken. Ja, dat wil hij. Hij gaat trots op zijn bed zitten. Af en toe in de lens kijkend en af en toe naar buiten kijkend. Hij heeft mooie pretogen. Af en toe vraag ik wat, om daarna weer de stilte te laten vallen.
Hij vindt het allemaal prima.
Daarna vraag ik de andere man of hij mee wil gaan naar zijn kamer, hij heeft namelijk een parkiet op zijn kamer. Geweldig. Hij twijfelt. Nou, zegt de ander, gewoon gaan, ze bijt niet. Vooruit dan maar. Ik vraag hem of hij op zijn bed wil zitten. Dat doet hij. Hij kijkt naar de parkiet. Ik vraag wat over de vogel. Hij gaat met zijn hand naar de kooi en begint te praten tegen de parkiet. Snel wat foto’s. Wat een prachtig gezicht. Daarna komt een zorgverlener bij hem en gaat naast hem op bed zitten. Het contact tussen hen leg ik ook vast. Bijzonder. Hij lacht, hij praat en is blij met het gesprek ook al is het onderwerp niet echt voor mijn oren bestemd. Vind ik. Zij hebben geen ‘last’ van mijn aanwezigheid.
Ik loop weg. Ik vraag aan een zorgverlener of hij even naast de andere man wil gaan zitten. Dit doet hij. Ze praten wat, maar het is nog iets te ver weg. Ik vraag of ze handje willen drukken. Dat doen ze, er ontstaat nog meer contact, een glimlach, ze zijn allebei fanatiek en komen dichtbij elkaar, dat is het!
Als ik nog even terugga naar de kamer van de man met de parkiet is de kamer op een man na leeg. Ik vraag hem wie hij is. Het blijkt de broer van de man met de parkiet. Wauw. Ik vraag of hij dichtbij zijn broer kan komen, bijvoorbeeld door een kus? Nee, geeft hij aan, zo gaan wij niet met elkaar om. Ik geef aan dat contact op een heleboel manieren kan en dat het mij om nabijheid gaat. Dat kan wel zegt hij lachend.
Even later zitten de broers, buiten op het terras, naast elkaar. Het is serieus en met een lach. Een mooi gesprek waarin veel contact ontstaat. Mogen wij de foto’s ook hebben, vraagt de broer. Zeker, geef ik aan. Fijn, zegt hij, dan heb ik die in ieder geval. Hij rolt een sigaret voor zijn zieke broer. Ze hebben lol samen. Een kus is hiervoor niet nodig. Ze zijn heel dichtbij elkaar.